Go to Top

De ene depressie is de andere niet: subtypes van depressie

Boekje_Rhebergen_heterogeneitySinds 1980 wordt in de psychiatrie wereldwijd gebruik gemaakt van het ‘Diagnostic and Statistical Manual’ (DSM). De DSM is een handboek waarin psychiatrische ziektebeelden worden geordend op basis van symptomen. De behandeling wordt vervolgens op een bepaalde diagnose afgestemd.

Bij sommige ziektebeelden, zoals een depressie, zijn de symptomen echter nogal divers. Zowel een toename in gewicht en meer behoefte aan slaap, als een afname in gewicht en vroeg wakker worden zijn bijvoorbeeld symptomen van een ernstige depressie. Wanneer men weinig eetlust heeft en vroeg wakker wordt noemt men dit ook wel een “melancholische depressie” of een “typische depressie”. Als mensen juist toenemen in gewicht en meer willen slapen, noemen we dit een “atypische depressie”.

In NESDA is er steeds meer bewijs voor de stelling dat de “melancholische/typische” en de “atypische” depressie twee verschillende vormen van depressie zijn, die waarschijnlijk verschillende biologische oorzaken hebben. Mensen met een melancholische of typische depressie hebben vooral last van een ontregeling van het stresssysteem. Zij hebben bijvoorbeeld hogere waarden van het stress-hormoon cortisol in hun speeksel. Bij mensen met een atypische depressie worden meer ontstekingsfactoren in het bloed gevonden. Ook hangt de atypische depressie samen met overgewicht en het metabool syndroom. We zien in NESDA ook verschillen in genetische profielen tussen deze subtypen. Met de informatie over de biologische en genetische profielen van verschillende soorten depressie, hopen we in de toekomst gerichter behandelingen te kunnen aanbevelen.

De DSM is nogal zwart-wit: of je hebt de diagnose depressie, of niet. Binnen NESDA is ook gekeken of een genuanceerdere manier mogelijk is om naar de diagnose depressie te kijken. In de algemene geneeskunde is het heel gebruikelijk om verschillende stadia van ziekten te onderscheiden, bijvoorbeeld bij kanker. Dit noemen we stagering. Hiermee hoop je ziektes eerder op te sporen en te kunnen behandelen in een vroeg stadium.

Binnen NESDA heeft promovendus Judith Verduijn gekeken of een bestaand stageringsmodel voor depressie toe te passen was. Haar belangrijkste bevinding was dat het stageringsmodel slechts voor een deel was toe te passen op de mensen in NESDA. De stadia die mensen aanwijzen met een risico om depressies te ontwikkelen waren bruikbaar: elk opeenvolgend stadium toonde een ernstiger klinisch beeld, een ernstiger prognose en meer lichamelijke ontregeling  dan het vorige stadium. Maar Verduijn kon dit niet aantonen voor de stadia die patiënten reflecteren met een al volledig ontwikkelde depressieve stoornis,  zoals een eerste, terugkerende of chronische depressie. Deze stadia waren niet goed van elkaar te onderscheiden op basis van de klachten en de prognose. Verduijn denkt dat het huidige stageringsmodel wellicht te verbeteren is waardoor het bruikbaarder wordt in de praktijk.

wp ecommerce - e-commerce wordpress